De koffers liggen weer op de correcte plek in de auto. Navigatie staat ingesteld en we verlaten Legjenda Camping. Deze plek wordt vooral gebruikt door passerende campers. Het valt op dat er best veel Nederlanders de camping aan doen. Nu is er in ieder geval weer een gezin van vier minder. Op naar Theth, op naar de bergen. De hoop wordt uitgesproken dat het er iets milder qua temperatuur zal zijn, maar dat zou later vooral meer hoop dan feit zijn. Voor wij afreisde naar Albanië, twijfelde we om naar Theth te gaan. De weg zou te slecht zijn. Niettemin werd er door de verhuurder van de auto aangegeven, dat deze weg juist nieuw is aangelegd. Geen reden meer om het over te slaan.
We rijden een stukje dezelfde weg naar Koplik, die wij gisteren overbodig hebben afgelegd. Als we net voorbij deze stad zijn, veranderd het landschap heel snel. Van wegen voorzien van vele bouwwerken en tankstations, nu is onze blik verreikender. De weg wordt ook iets smaller en het is soms een beetje kamikaze om met de tegenligger te strijden voor de beste plek op de weg. Open vlaktes maken steeds meer plaats voor bergen. De weg wordt kronkeliger en de punt van de auto staat hoger dan de achterkant, we stijgen behoorlijk.
Uitzichten zijn fenomenaal en het is dat ik aan het stuur zit, anders zou ik mij vergapen aan de mooie plaatjes. Een puber op de achterbank die wel in staat is zich hier aan te vergapen, kiest voor de binnenkant van zijn ogen. Denkt hij nu dan aan de nieuwe verdediger van Ajax (“Alles is voor Bassie”).
De weg is inderdaad van grote kwaliteit en hoewel de afstand niet groot is, is de duur van de rit nog pittig. Een voorteken dat het allemaal nog pittiger wordt om de auto de bochten om te sturen. Als de tijd dan ook bijna op is op de navigatie, leidt het stukje digitale kleinood ons de verkeerde kant op. Asfalt houdt op en de weg wordt een rotsachtig pad. Zonder ons af te vragen of dit wel goed is, het laatste stuk zou al slechter zijn, rijden wij wegwerkers voor de sokken, die niet de moeite nemen ons te attenderen op deze kansloze missie. Wat ons verteld dat er dus een bestemming aan het einde van het pad moet zijn.
“Uw bestemming is bereikt”. Achterin wordt duidelijk kenbaar gemaakt dat het allemaal weer niet optimaal is. Als wij namelijk links en rechts kijken, zien we bomen, rotswand en rivier. Geen ene baksteen, deur of raam wat wijst op een verblijf voor de nacht. De navigatie zat overigens niet fout, de input was onvolledig. Omdraaien en daar de rivier over.
Bij het passeren van de lunchende wegwerkers, hoor ik in mijn hoofd hun geniepige lachje. Als we dan weer de correcte weg hebben gevonden, is ook hier het asfalt op en rijden wij weer op een rotspad. Er staan allemaal wel huisjes, maar zonder grote neon reclame. Zonder wegwijsbordjes om jouw verblijf te kunnen vinden. Na een aantal keren draaien, vragen met handen en voeten (Engels is lastig in Albanië en zeker in deze afgelegen streek), komen we via een pittig paadje bij het verblijf. De contactpersoon spreekt hier gelukkig wel basis Engels.
De kamer is bezocht en de bagage ligt in de hoeken van de kamers. We pakken de spullen, ik bedoel camera’s, doen schoenen aan en we gaan aan de wandel. Let wel, de hoop dat het hier koeler zou zijn, is zoals al gezegd niet helemaal uitgekomen. De wandel gaat naar de befaamde waterval in de buurt. Vanaf ons verblijf Bujtina Zici is het 30 min lopen, dat betekend een uur aan de wandel. Het is daarbij een nog slechter pad dan waar wij over gereden hebben. Op sommige punten half struikelend begeven we ons in de richting van de waterval. De jongste van het gezelschap heeft er ogenschijnlijk geen last van en vliegt over de stenen alsof het haast Peter Pan is. “Loop nou eens door” roept hij bemoedigend aan de achterblijvers die hijgend en puffend het pad volgen. De omgeving daarbij is adembenemend mooi. Ruig en nog niet potsierlijk voorzien van alle toeristische op smuk, die je te vaak ziet in dit soort streken.
Tijdens het lopen komen we veelvuldig collega wandelaars tegen. Veel die dezelfde taal spreken. En echt veel. Het gaat van gewoon vriendelijk groeten tot aan gesprekken hoe vermoeiend de klim naar de waterval wel niet is. De laatste fase is steil en niet comfortabel. Als een volleerd kleuter klimmen we over de stenen en springen we er weer af. Ik moet zeggen, het gaat niet iedereen even makkelijk af. Op kleine afstand van het einddoel, is er een demarrage. Twee van het gezelschap lossen zich en de andere geven het op. Ze gaan de bezemwagen in.
Bij aankomst op het eindpunt, inderdaad zat ik in de kopgroep, genieten wij van het mooie natuurverschijnsel. Smeltwater wat van kristalhelder van de berg af klettert is een mooie uitvinding van de schepper. Het is op dit punt begrijpelijk drukker dan op de route. Ik klauter van rots tot rots om een leuke, nee sorry, prachtige foto te maken. Alleen opletten dat ik er niet van af kukel. Het lukt mij aardig.
Een lieve Nederlandse meid zet de kopgroep, als zijnde bewijs dat wij het gehaald hebben, nog even op de foto. Daarna dalen wij af. Eerder dan verwacht komen wij de bezemwagen tegen. Chillend op een grote ‘koele’ rotsblok. Als de bedelaars van Shkodër reiken ze hun armen uit. Niet met de vraag naar geld, maar naar hun telefoon. Deze had ik namelijk veilig opgeborgen in een tas. Als ook hier de nodige herinneringen zijn gemaakt, taaien we weer af. Beetje met tegenzin, want het is best een eindje op en neer op een slecht pad in deze hitte. Beetje het thema van de dag. Beetje sarcastisch zou je de weg en het pad Steengoed kunnen noemen. Maar nu maak ik een woordgrap, die eigenlijk alleen toebedeeld zijn aan mijn teamgenoot Ronald.
Op de weg terug scoren we nog een klein ijsje, Magnum. Het is in deze weersomstandigheid alleen lastig eten, het smelt onder je mond vandaan. Hoewel gek genoeg één iemand hier de meeste last van had, toch Ingrid?
Aangekomen in het verblijf wordt ons een fles water aangeboden op een tafeltje in de schaduw. Meer dood dan levend proberen we als gezelschap te herstellen van deze uitputtingsslag. Op dit moment zit ik ook nog even goed het verblijf te observeren. Het is duidelijk nog in ontwikkeling. Het uit twee delen bestaande verblijf is zichtbaar nog niet in de dezelfde staat. En het deel dat ‘gereed’ is, mist hier in daar ook nog de finesse. In potentie is het een mooie plek, maar dan moeten ze nog wel even aan de slag.
Na de verfrissing eten we in het verblijf een diner. Niets van de kaart, gewoon wat de kok voorschuift. Het leuke daarbij is wel dat het Bio voedsel is, volledig ontwikkeld op hun eigen boerderij. Waar we afgelopen dagen omcirkeld waren door zwerfkatten en -honden, worden we nu op sommige momenten overlopen door het vee. De rest van de avond geven we ons over aan de rust van de omgeving. Hier niet echt de mogelijkheid om te genieten van een drankje met muziek. Of je moet het ritmisch klinken van de koebel om de nek van de ram met veel fantasie kunnen veranderen in de nieuwste plaat van Tino Martin. Oke sorry, dan geef ik de ram te weinig credits, het is nu al beter dan de muziek van Tino. “Zeg me, Zeg me, Zeg me”.
Ik kijk nu al uit naar morgen. Hoewel? Ach ja, al zeg ik het maar om Jesper dwars te zitten. De weg terug. Uitzichten top, alleen het begin van de route, steengoed. Doel morgen, strand. We gaan dus van de bergen terug naar het strand. Plaatsnaam Durris.
nga mali në plazh, ju shihni të gjithë vendin